Foto: Guido van Nispen
Na drie jaar heeft Damiaan Denys afscheid genomen als voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Waarin is hij geslaagd, waarin niet? Zijn opvolger is geen hoogleraar, voor het eerst in 150 jaar. Wat vindt hij daarvan?
Damiaan Denys gaat niet de boeken in als de NVvP-voorzitter die met meel in de mond sprak. In zijn column in De Psychiater noemde hij het hoofdlijnenakkoord ‘een zandkasteel’. In NRC baarde hij opzien met het onderscheid tussen echte patiënten en mensen die niet in de psychiatrie thuishoren, die lijden aan het leven. Het was online het best gelezen NRC-artikel van 2018.
Het was deel van uw missie als voorzitter, vertelde u ooit, om de boel op te schudden. Daarin bent u geslaagd, zou ik zeggen.
Lachend: ‘Het mag gelukt zijn om de aandacht te trekken, maar ik weet niet of iedereen dat heeft gewaardeerd. Het was wel nodig, vond ik, om het podium weer wat vaker te nemen, om de psychiatrie meer gezicht te geven, om op te komen voor de belangen van psychiaters. Dat de kinder- en jeugdpsychiatrie naar de gemeente verdween, was toch een verlies voor het vak. Ook pakten veel beleidsbeslissingen ongunstig uit, zoals het verplicht aanleveren van ROM-gegevens en de onduidelijke productstructuur. We hebben in de afgelopen jaren consequent de hakken in het zand gezet, en daardoor zijn sommige ontwikkelingen krakend en piepend stopgezet.’
Wat heeft dat opgeleverd?
‘Door onze stellingname maar ook door omstandigheden is de ROM stopgezet, het clustermodel van de baan, en zijn de administratie en de positie van de instellingspsychiater meer onder de aandacht gekomen. Bovendien twijfelde de minister een paar maanden geleden zelf aan de Jeugdwet, en aan de marktwerking. Al zal dat allemaal niet helemaal aan ons te danken zijn.’
Waarin bent u niet geslaagd?
‘Ik heb veel energie gestoken in het reorganiseren van de vereniging. Ik vind de NVvP een mooie organisatie, maar ook chaotisch, met z’n veertig afdelingen. Ik wilde er een gedecentraliseerde en professionelere club van maken. Anderhalf jaar aan gewerkt, maar de ledenraad gaf uiteindelijk geen toestemming.’
Waar zat het probleem?
‘Ik ben te naïef geweest. Ik heb me te weinig gerealiseerd dat de NVvP een vereniging is, een clubhuis, waar mensen zich thuis voelen. Interessant was dat daarna een bewustwording op gang kwam over de identiteit van de vereniging. Wat paradoxaal genoeg de verbondenheid vergrootte. Dat zie je vaker als een externe vijand opduikt.’
En dat was u, de voorzitter?
‘Nou ja, de vijand… Met onze voorstellen was de ledenraad het in ieder geval niet eens, ze vonden de gang van zaken ook te topdown. Er is nog iets mislukt, mijn plan om alle 80 duizend GGZ-professionals bijeen te brengen in de Amsterdam Arena. Met als doel de onderlinge band te versterken. We hebben daarover gesprekken gevoerd met andere partners, maar het is er niet van gekomen.’
Wat vindt u van de trendbreuk in de benoeming: voor het eerst geen academicus, maar een instellingspsychiater?
‘Dat er geen academicus aan het roer staat, maakt me niet veel uit. Belangrijker vind ik dat vanaf dit jaar iedereen kan solliciteren. Vroeger stond van tevoren vast welke van de acht kernhoogleraren aan de beurt was, een soort old boys network. Nu is de sollicitatie opengegooid. Ik hoop dat dat zo blijft.’
Levert dat betere kandidaten op?
‘Dat weet ik niet. Je kunt in ieder geval uit een grotere groep kiezen. Al vrezen sommigen dat een voorzitter minder autoriteit heeft, als hij geen professor is. Ik ben daar niet zo bang voor, hoewel ik het ook niet goed kan inschatten.’
Behandelaren in instellingen waren blij met de benoeming van Prinsen. ‘Eindelijk weer eens iemand die met de poten in de modder staat.’
‘Een nogal onnozele opmerking, want ik sta ook met m’n poten in de modder. Ik behandel evengoed patiënten. Het geeft blijk van de typisch Nederlandse stammenstrijd tussen de ziekenhuizen, de instellingen en de academie.’
Ze voelen zich misschien beter vertegenwoordigd in het verenigingsbestuur.
‘Ik hoop het niet. Ik heb me als voorzitter niet speciaal ingezet voor de academie. Het bestuur volgt consistent de uitgangspunten van de NVvP, en verdedigt bijvoorbeeld dat de psychiater een medisch specialist is. Je verwacht van een voorzitter dat hij op meta-niveau nadenkt en handelt.’
U trad destijds een nieuwe, bestuurlijke wereld binnen. Waar heeft u zich het meest over verbaasd?
‘Over de onredelijkheid waarmee op het hoogste niveau beslissingen worden genomen. Niet de feiten en weloverwogenheid bepalen het beleid maar lobbywerk, toevallige inzichten, persoonlijke ervaringen. Twee jaar geleden, na kritiek van de Tweede Kamer, riep minister Schippers alle partijen bijeen op de hoogste verdieping van VWS. En ze zei, altijd op beschuldigende toon: “Vóór 1 juni moeten die wachtlijsten onder de Treeknorm!” Als je dan uitlegt dat wachtlijsten een structureel probleem vormen, soms het gevolg van regioverschillen, van personeelstekorten, dan luistert niemand. Tot mijn verbijstering zeiden de andere partijen: “Prima, minister, gaan we doen.” Terwijl iedereen weet dat het niet kan. Het is theater.’
Ontluisterend?
‘Nee, dat ook weer niet. Ondanks dat theater was ik aangenaam verrast door de passie van de mensen in het veld, de intentie om het goed te doen. Dat charmeerde me.’
Heeft u nog een speciaal advies voor Elnathan Prinsen?
‘Ik heb heel veel geleerd. De dingen zijn niet altijd wat ze lijken. Het is een volatiel spel, met onverwachte bewegingen. Afspraken, beslissingen, conceptteksten, je weet niet altijd wat vastligt of nog verandert. Je moet daar soepel mee omgaan. En gevoel hebben voor timing, weten wanneer je wel en niet ingrijpt, kritisch reageert op een besluit van de minister. Dat vond ik ingewikkeld. Soms voelt het voorzitterschap weleens eenzaam, zeker als je onbehouwen je mening ventileert, zoals ik dat doe. Dan krijg je de wind van voren. Maar dan moet je voet bij stuk houden. Ik weet nog dat de Deense onderzoeker Peter Gøtzsche naar De Balie kwam met zijn anti-farma-verhaal. De druk op NVvP nam toe om met hem in debat te gaan, maar ik heb dat steevast geweigerd. Ik vond het onwaardig om in discussie te gaan met iemand die zo vooringenomen is, zo ideologisch gekleurd. Dat is me kwalijk genomen. “Hij durft niet”, klonk het. Gøtzsche is later van zijn voetstuk gevallen, uit het bestuur gezet van onderzoeksinstituut Cochrane.’
U vertelde in de Volkskrant, in een artikel over burnout, dat u het rustiger aan gaat doen. Viel het voorzitterschap u zwaar?
‘Ja, eigenlijk wel. Ik vond het plezierig om te doen, maar de mentale belasting woog zwaar. Ik werkte twee dagen in de week voor de NVvP, maar op de rol van voorzitter word je ook op zaterdag en zondag aangesproken. Ik ben geen bijzonder sensitief persoon, maar je maakt je soms wel zorgen. Stel dat die wet er komt, stel dat we die bekostiging niet rond krijgen. Je wereld is op slag vijf keer zo groot geworden.’