De gezondheid van dak- en thuislozen is slechter dan gedacht. Naast veel lichamelijke klachten kampt zo goed als iedereen met psychische problemen, blijkt uit onderzoek van de Universiteit Maastricht. Verslaving, depressie, persoonlijkheidsproblematiek, wanen, het is aan de orde van de dag.
Geen dak boven je hoofd komt de gezondheid niet ten goede. Maar hoeveel lichamelijke en psychische problemen dat precies met zich meebrengt, bleef lang onduidelijk. De Maastrichtse onderzoeker Coline van Everdingen (1968), arts van huis uit, besloot om het uit te zoeken. En omdat er geen medische dossiers voorhanden zijn van deze groep trok ze het ‘veld’ in en interviewde 436 dak- en thuislozen; de laatsten slapen geregeld op een opvanglocatie. Van Everdingen bezocht in totaal zestien locaties verspreid over zeven Nederlandse steden, waaronder Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Eindhoven.
Daar sloot ze als een etnoloog aan in de rij, raakte al snel aan de praat en recruteerde zo een deel van haar proefpersonen - vooral mannen, laag opgeleid, migratieachtergrond en langdurig dakloos. “Wie overstag ging, kon rekenen op een gesprek van mens tot mens, over de lichamelijke en geestelijke gezondheid, het alledaagse functioneren, de kwaliteit van leven, het netwerk en de persoonlijke doelen in het leven.”
De uitkomsten zijn dramatisch. Naast de vele lichamelijke kwalen - de helft is vermoeid, een derde heeft pijn, en een kwart meldt darmklachten – hebben bijna alle dak- en thuislozen (98,6 procent) psychische klachten. Ruim driekwart is verslaafd, meest aan cannabis, maar ook aan cocaïne of crack. Ook heeft driekwart last van angsten, en tweederde van trauma’s en depressies. Een derde meldt psychotische symptomen als wanen, hallucinaties of abnormale gedachten. Vier op de tien hebben een verstandelijke beperking.
Van Everdingen herinnert zich bijzondere ontmoetingen, met soms krachtige persoonlijkheden, maar de eenzaamheid en wanhoop zijn nooit ver weg. De meeste mensen die ik sprak, had één iemand of helemaal niemand om op terug te vallen. Een aantal van hen had suïcidepogingen achter de rug.”
Van Everdingen pleit voor een andere bejegening in de zorg voor dak- en thuislozen. Meer keuzevrijheid, minder regels en minder betutteling. “Laat mensen zelf een klein netwerk samenstellen van hulpverleners, naasten en vrijwilligers, die stand-by staan als er hulp nodig is. Soms zitten angsten en depressieve klachten in de weg, andermaal moet een officiële brief op de bus, of moet een tijdelijke woning worden ingericht. Zo’n netwerk moet vooral niet te groot zijn, een paar mensen die het vertrouwen hebben, is genoeg.”
Deze flexibele netwerkzorg, zoals Everdingen dat noemt, kan een uitkomst zijn voor iedereen die niet stabiel woont, zegt Van Everdingen. “Die groep is omvangrijker en gevarieerder dan je denkt. Daaronder vallen ook ex-gevangenen, arbeidsmigranten, en mensen die na een echtscheiding op een bungalowpark verblijven.”
Op 1 januari 2020 telde Nederland ongeveer 36 duizend daklozen. Hoeveel van hen kiezen eigenlijk bewust voor een leven op straat? “Niemand kiest daar vrijwillig voor”, zegt Everdingen. “Veel daklozen blijven op straat, omdat ze voor onderdak aan te veel regels en eisen van gemeenten en instanties moeten voldoen. Dat schrikt menigeen af.”
Portret: “Het meest ziekmakend was de afwijzing door familie en vrienden”
Het is -12 graden in de winter als Russel Cummins (60) ’s nachts in een hoogspanningsmast klimt. Zijn handen plakken aan het metaal. Eenmaal boven wil hij de vogel in zichzelf bedwingen, en dat lukt: hij is niet gaan ‘vliegen’ maar klimt weer naar beneden. Het volgende moment bevindt hij zich met bloedende voeten in de ambulance op weg naar een GGZ-instelling. Het is zijn eerste psychose.
In de jaren daarna volgen er meer. Via cannabis wekt hij de wanen zelfs op om ze te onderzoeken. Om de zoveelste opname te voorkomen vlucht hij op een dag zijn huis uit. Het is het begin van twee jaar durende zwerftocht door Rotterdam, Amsterdam en Londen. “Al die tijd was ik psychotisch en uiterst paranoïde, ik dacht dat de geheime diensten achter me aan zaten en was constant op m’n hoede. Ik voelde me vaak angstig, maar soms ook euforisch en verbonden met het grote geheel.”
Los van zijn slechte gebit was Cummins lichamelijke gezondheid redelijk op orde, zegt hij. “Ik was ontzettend fit, trainde op plekken buiten het zicht. Het meest ziekmakend vond ik de afwijzing door familie en vrienden. Ik moest me eerst maar laten behandelen en dan kon ik weer bij ze aankloppen. Toen ik echt nergens meer welkom was, heb ik twee sneeën in mijn jukbeenderen gemaakt om dat dieptepunt nooit meer te vergeten. Ik was geestelijk volledig uitgeput. En toen kon ik via via een kamer in Haarlem krijgen, niet lang daarna kon ik doorstromen naar een beschermde woongroep.”
Geleidelijk krijgt zijn leven weer vorm, inclusief een gezin, totdat hij anderhalf jaar geleden scheidt van zijn vrouw en weer dakloos raakt. Of beter, thuisloos. “Vanwege mijn eerdere ervaringen ging ik er niet van uit dat mensen voor me klaar stonden, maar twee vrienden vingen me op. Bij de een kon ik in het weekend terecht, en bij de ander doordeweeks. Dat was mooi om te merken. Kennelijk had ik nu mensen om me heen, die me in nood steunden.”
Cummins werkt als ervaringsdeskundige en staat onder anderen dakloze patiënten met psychoses bij. Omtrent de zorg is hij vooral kritisch op de overheid. “Daklozen die boetes krijgen, malen daar niet om. Ze hebben toch geen brievenbus. Maar ondertussen kunnen die bekeuringen oplopen tot 12 duizend euro. Dus als ze een huis krijgen, gaan ze meteen gebukt onder een fikse schuld. Daardoor belanden sommigen weer op straat. Ik zou zeggen, scheld alles kwijt als iemand na twee jaar zijn leven op orde blijkt te hebben.”
Maar dat gaat niet zonder slag of stoot. “Alle daklozen voelen zich vernederd en getraumatiseerd, mijn vroegere vrienden zagen me schreeuwend over straat gaan. Je hoopt op compassie maar meestal laten mensen je links liggen, soms krijg je zelfs klappen. De trauma’s en de pijn komen juist aan de oppervlakte op het moment dat je een dak boven je hoofd hebt en tot rust komt. Daar moet je doorheen. Maar die verstoting door mijn familie heb ik nog steeds niet verwerkt.”
Portret: "Ik wil me thuis voelen in mezelf"
Op haar zestiende loopt Cassandra Barkman weg van huis en brengt de nacht door in het Juliana-park in Utrecht. Ze is angstig, achterdochtig en verkeert in een waanwereld. Barkman belandt in de jeugdhulpverlening. Haar ouders snappen er niets van, denken dat ze gek geworden is.
Drie jaar later volgt een tweede psychose. Ze woont net op zichzelf, samen met een Marokkaanse vriendin, als ze opnieuw in de war raakt. "Ik zag mijn huisgenote als een groot gevaar en was bang ze me iets aan zou doen. Ik ben toen het huis ontvlucht. Eenmaal op straat sloot ik me aan bij een groep dak- en thuislozen en probeerde te overleven met het statiegeld van lege flessen en kratten. Ik was schuw, soms agressief, wantrouwig en droeg veel kleren over elkaar heen, als een beschermlaag. Ik leefde van boterhammen en chips."
Aan deze zwerftocht van drie maanden komt een eind door een volgende psychose, waarna Barkman wordt opgenomen op de gesloten afdeling van een ziekenhuis. In de jaren daarna haalt ze versneld haar havo- en vwo-diploma, en volgt ze aan de hogeschool de opleiding vrijetijdskunde. Ze vindt een baan en ervaringsdeskundige bij zorginstelling Altrecht. Ze maakt deel uit van een mobiel team dat psychiatrische patiënten thuis behandelt. "Ik help ze onder meer om hun leven weer op de rit te krijgen. Waar hechten ze belang aan en hoe kunnen ze dat realiseren?"
Het tij keert als haar huwelijk strandt. Ze voelt zich steeds onveiliger, durft op het laatst niet meer thuis te slapen en gaat bij haar broer logeren. In het half jaar dat volgt, slaapt Barkman bij verschillende vrienden, haar ouders, in een antikraakwoning en vindt ze uiteindelijk een gemeubileerde woning in Hilversum. Ze heeft nu weliswaar een huis maar geen thuis.
"Het huwelijk was uitgedraaid op een vechtscheiding en ik had geen eigen spullen en kleren meer. Ik had last van stemmen en hallucinaties en vereenzaamde in Hilversum. Helemaal vanwege de corona-beperkingen."
Je thuisloos voelen maakt dat je nooit echt tot rust komt, zegt Barkman. “Ik voelde me opgejaagd en pleegde roofbouw op m’n lichaam. Ik sliep slecht, verloor gewicht en werd ziek. Ik kreeg reuma en het syndroom van Tietze, een pijnlijke ontsteking van het kraakbeen tussen borstbeen en ribben.”
Ondertussen dringt het besef door dat ze haar hele leven lang voor anderen heeft gezorgd en nooit aan zichzelf is toegekomen. "Ik ben nooit echt geland op aarde maar zweef voor mijn gevoel een meter boven de grond. Daardoor vond ik als kind al geen aansluiting bij anderen. Ik voel me meer verbonden met de natuur dan met mensen. Ik heb wel behoefte aan verbondenheid en intimiteit, maar dat triggert mijn stress-systeem zo, dat ik het niet kan toelaten. Het heeft te maken met complex trauma."
Sinds een paar maanden heeft ze een nieuwe woning, een thuis in wording, zoals ze het zelf noemt. "Met pallets heb ik zelf een bank gemaakt en mijn tafel bestaat uit oude vloerplanken. Circulaire economie, daar word ik blij van. Ik zou me ook thuis willen voelen in mezelf, maar daar hoop ik niet op. Want wat als het niet lukt?"