Foto: Youtube
Half januari kruisten de psychiaters Jim van Os en Damiaan Denys de degens in debatcentrum De Balie. Een verslag op grond van enkele opvallende quotes. Over de Efteling, communistische marktwerking, en boetes voor publieke hulpverlening.
Het begon vorig jaar september met een geruchtmakend interview in NRC Handelsblad, waarin NVvP-voorzitter Denys betoogt dat veel mensen niet in de GGZ thuishoren. Ze lijden wat hem betreft aan het leven, niet aan een stoornis. Het gaat om ’30 procent van de bevolking’. Psychiaters komen nauwelijks nog toe aan de behandeling van ‘écht zieke mensen’.
Een paar dagen later verschijnt in dezelfde krant een opiniestuk van de psychiaters Menno Oosterhof en Jim van Os. Zij verbazen zich over de cijfers waar Denys naar verwijst, en over het beeld dat hij schetst van de gemiddelde patiënt die, zo concluderen de auteurs, net zo goed naar de buurvrouw kan stappen.
Deze polemiek was voor De Balie in Amsterdam aanleiding om beide psychiaters uit te nodigen voor een debat. Het vonkte minder dan menigeen misschien had verwacht, vonden de heren achteraf ook. Toch passeerden enkele saillante uitspraken de revue.
De GGZ in Nederland is een vrijkaartje voor de Efteling.
Die vergelijking maakte Damiaan Denys in zijn presentatie, waarmee de NVvP-voorzitter het debat aftrapte. Net als in de Efteling kun je in de GGZ volgens hem ‘nergens terecht omdat de wachtrijen voor de attracties te lang zijn, je voor gesloten deuren staat wegens personeelsgebrek, of niet voldoet aan de voorwaarden om binnen te mogen’.
Dat het huidige GGZ-stelsel niet deugt, daarover waren de heren het roerend eens, niet één keer maar op meerdere momenten in het debat. ‘Jarenlang is er bezuinigd zonder oog voor kwaliteit’, zegt Van Os naar aanleiding van een vraag in de zaal. ‘De zorg voor patiënten met ernstig psychiatrische aandoeningen is niet meer rendabel. Een FACT-team dat goede zorg wil leveren, lijdt per definitie verlies, omdat men heeft bepaald dat dit “product” maar zoveel mag kosten.’
Denys: ‘Ik wil eraan toevoegen dat veel psychiaters oneigenlijk werk doen. De Vektiscijfers laten zien dat de diagnostiek voornamelijk gebeurt, met alle respect, door basispsychologen. Psychiaters staan op de vijfde plaats, omdat die te duur zijn. Interessant dit: degene die hoog is opgeleid wordt minder aan het werk gezet omdat dat goedkoper is voor het systeem.’
Denys, na het debat: ‘Ik zou het liefst een club willen samenstellen van zestien experts die het hele GGZ-stelsel onder de loep nemen. Ik weet zeker dat het stelsel dat daaruit zou voortvloeien, over de hele wereld zou worden gekopieerd.’
Als je aan anonieme hulpverlening doet, krijg je een boete van de NZa.
Van Os ziet ‘publieke GGZ’ – denk aan e-communities als Proud2bme.nl en PsychoseNet.nl – als een geschikte oplossing om de overvloed aan vraag te hanteren. Naar gelang de zorgbehoefte belanden de ernstige patiënten (6 procent) in de GGZ, en de rest (14 procent) vindt erkenning, onderlinge steun en advies op het internet – en waar mogelijk en gepast ook e-behandeling. ‘Zorgverzekeraars willen die communities graag financieren, zo’n platform kost niks, maar het mag niet van de NZa. Als je in Nederland anonieme hulp verleent, krijg je namelijk een boete van de toezichthouder, want je moet iemand een rekening sturen.’
Denys: ‘Is deze publieke GGZ niet een oplossing voor een probleem dat we zelf creëren? Wat is dat lichte lijden eigenlijk? Hoort dat niet gewoon bij het leven? Ooit leed 40 procent van de Amerikanen aan neurasthenie, een uiterst vaag concept. Het antwoord was toen niet de psychiater maar Yosemite. De natuurparken in de VS zijn uitgevonden om deze patiënten te helpen.’
Van Os: ‘Het verschil tussen ziek en niet ziek is in de geneeskunde niet interessant. Wel de vraag of er al dan niet sprake is van een zorgbehoefte waar iets aan te doen valt.’
Denys: ‘Maar waarom een normaal aspect van het leven benoemen als zorgbehoefte? Waarom de mens benaderen als een wezen dat ter wereld komt met een grote of kleine zorgbehoefte?’
Overigens ziet Denys de communities als een nuttige toevoeging, zegt hij achteraf, maar ‘het gevaar bestaat wel dat het ministerie deze vernieuwing niet als toevoeging maar als alternatief gaat beschouwen. Dat zie je ook bij ervaringsdeskundigen die straks worden ingezet om diagnoses te stellen.’
Luxe maakt de mens kwetsbaar.
Hoeveel geestelijke stoornissen er in een samenleving voorkomen, verschilt per cultuur, zegt Denys. ‘Het heeft te maken met het heersende mensbeeld en met de definitie van wat als normaal en abnormaal geldt. Nederland staat op de tweede of derde plek als het gaat om de prevalentie van PTSS, terwijl gevaarlijke landen als Libië en Nigeria een prevalentie hebben 0,01. Zie hier de paradox: hoe veiliger en beschermender onze samenleving, hoe gevoeliger mensen worden en hoe eerder we iets een ziekte noemen waarvoor we behandeld moeten worden. Luxe maakt ons kwetsbaar. Vervolgens hebben we ziektebeelden nodig om ons lijden te rechtvaardigen.’
Van Os: ‘In Italië en Spanje komt minder chronische depressie en suïcide voor dan in Noord-Europa, terwijl de zorg slechter is. Hoe verklaar je dat? Sommigen speculeren dat de hogere graad van sociale cohesie een rol speelt.’
We kennen in Nederland een communistische vorm van marktwerking.
Van Os: ‘Toen marktwerking in 2006 werd uitgevonden, waren er 76 zorgverzekeraars. Nu zijn er nog vier grote over, in het westen van het land maar één. Wel een hele grote, die twee enorme GGZ-instellingen onder zich heeft.’
Denys: ‘Marktwerking zou op zich wel kunnen als patiënten zelf een behandelaar mogen kiezen. In Wenen, waar duizenden psychotherapeuten denken dat ze Freud zijn, is er sprake van marktwerking. Er zijn goede en slechte behandelaren, sommigen verdwijnen, en er komen nieuwe bij. Zo ontstaat een systeem dat zichzelf in stand houdt. Maar in Nederland mag je niet kiezen terwijl er wel een gekunstelde competitie is gecreëerd. De slechtste vorm van marktwerking, die je kunt bedenken.’
De GGZ vraagt een gecentraliseerder beleid, vindt Denys. ‘Je moet weten waar de vraag en het aanbod zit. Er is nu een grote wachtlijst voor ernstige anorexiepatiënten, maar niemand weet hoe groot het aanbod is. Op grond daarvan en de eventuele veranderingen in prevalentie pas je het systeem aan.
Helemaal mee eens, zegt Van Os, al valt VWS op dit punt niet veel te verwijten. ‘De minister en staatssecretaris zijn ontvankelijk voor ideeën, willen graag horen hoe het beter kan, maar ze zitten in een monsterverbond met de andere politieke partijen. Er is afgesproken om in deze kabinetsperiode niet te tornen aan het stelsel. Dus voor veranderingen moeten we nog één kabinet wachten.’