Volgens de richtlijnen moeten psychiatrische patiënten elk jaar lichamelijk worden onderzocht. Dat gebeurt nauwelijks, blijkt uit onderzoek.
Artsen houden niet goed in de gaten of mensen met ernstige psychiatrische problemen ook fysiek gezond zijn. Dat is belangrijk omdat mensen met bijvoorbeeld psychoses ook veel last hebben van lichamelijke aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten, diabetes en overgewicht. Deze patiënten gaan gemiddeld vijftien tot twintig jaar eerder dood dan mensen zonder psychische aandoeningen.
Ze hebben daarom jaarlijks een lichamelijk onderzoek nodig, zo staat in de medische richtlijnen. Maar daar komt in de praktijk weinig van terecht, blijkt uit onderzoek van het UMC Utrecht, kenniscentrum Phrenos en instelling GGZ Centraal. Van 5037 patiënten – gemiddeld 48 jaar en 8,5 jaar in behandeling – hebben de onderzoekers de gegevens geanalyseerd. Bij slechts 381 patiënten (7 procent) is in de afgelopen twaalf maanden een volledige lichamelijke screening uitgevoerd.
Bloeddruk, suikerspiegel, cholesterol en buikomvang
Volgens de normen van de artsen zelf zouden in ieder geval de bloeddruk, de suikerspiegel, het cholesterol en de buikomvang jaarlijks in kaart worden gebracht, door of een specialistisch verpleegkundige of een psychiater. Cahn: “Meer dan eens worden alleen die patiënten gescreend die zichtbaar in gewicht zijn toegenomen. Terwijl antipsychotica bijvoorbeeld ook de suikerspiegel kunnen verstoren en de alvleesklier ontregelen.”
Van de 381 patiënten die wél in het afgelopen jaar zijn onderzocht, scoorde de helft te hoog op onder meer bloeddruk, cholesterol en bloedsuiker. Bij de gehele Nederlandse bevolking ligt dat aantal met 29 procent veel lager.
De slechte lichamelijke conditie van psychiatrische patiënten vloeit voort uit het medicijngebruik, een ongezonde leefstijl, maar ook uit de aard van de aandoening, zegt Wiepke Cahn, hoogleraar psychiatrie. “Wie psychotisch is of chronisch depressief, heeft weinig energie en verandert zijn gedrag minder makkelijk. Stoppen met roken is dan een stuk moeilijker.”
Instellingen moeten zelf het bloedonderzoek betalen
Waarom screenen de instellingen niet? Soms omdat er simpelweg geen bloeddrukmeter of onderzoekstafel voorhanden is, zegt Cahn, maar ook omdat screenen geld kost. De instellingen betalen zelf de rekening van het bloedonderzoek door laboratoria. “Soms is niet duidelijk wie verantwoordelijk is voor de screening, de psychiater of – als de patiënt aan de beterende hand is – de huisarts?”
Op dit moment zijn er nieuwe richtlijnen in de maak die het tij hopelijk keren, zegt Cahn. Die zijn overzichtelijker. Nu verschillen de richtlijnen per stoornis, straks niet meer. “Nog belangrijker vind ik dat het lichamelijk onderzoek voor het eerst in de richtlijnen van huisartsen wordt opgenomen.”
Automatische meldingen
De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) noemt de uitkomsten zorgelijk. “De lichamelijke screening is van groot belang en moet een vast onderdeel van de behandeling worden met automatische meldingen in het ICT-systeem, als een patiënt aan de beurt is”, zegt vicevoorzitter Marja van ‘t Spijker. “ Nu hangt het te zeer af van het belang dat verpleegkundige of psychiater eraan hecht.”
Belangenvereniging De Nederlandse ggz vindt het belangrijk dat patiënten regelmatig worden gescreend. Ook met het oog op een gezondere leefstijl, mailt een woordvoerder. ‘Na een lichamelijke screening kun je een leefstijlbehandeling inzetten om de gezondheid te verbeteren. In de nieuwe richtlijn, waar we aan meewerken, is de verantwoordelijkheid voor wie het onderzoek moet doen, overigens helderder geregeld.’
Overleden patiënt
Dat 7 procent van de patiënten een volledige screening krijgt, is waarschijnlijk een overschatting, zegt Cahn. “Want de instellingen die besloten aan ons onderzoek mee te doen, hebben al meer aandacht dan gewoonlijk voor de lichamelijke conditie van hun patiënten.”
Het probleem is niet van gisteren. Naar aanleiding van het overlijden van een patiënt in 2009 heeft de Inspectie voor Gezondheid en Jeugd in 2012 onderzoek gedaan naar onder meer de lichamelijke screenings in ggz-instellingen. Cahn: “Destijds waren hulpverleners zich sterk bewust van het belang van lichamelijk onderzoek, maar door hervormingen in de gezondheidszorg is dat besef weer weggezakt”.