Cijfers over het aantal patiënten dat jaarlijks in de isoleercel verblijft, zijn onbetrouwbaar. Terwijl die gegevens juist cruciaal zijn om dit aantal terug te dringen.
Bij een aantal grote ggz-instellingen in Nederland daalde in 2020 het aantal uren dat zij patiënten eenzaam opsluiten in een isoleercel sterk ten opzichte van het jaar ervoor. Parnassia, de grootste instelling van het land, spande de kroon, daar daalde het aantal ‘separatie-uren’ van 37.000 en naar slechts 7000 uur. Bij de Groningse instelling Lentis was sprake van meer dan een halvering (15.000 naar 6000 uur).
Dat lijkt goed nieuws, maar de statistieken zijn volstrekt onbetrouwbaar, zegt hoogleraar Niels Mulder, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) en tevens psychiater bij Parnassia.
Al tientallen jaren streven ggz-instellingen ernaar om zo min mogelijk dwang toe te passen in de behandelingen en eenzame opsluiting tot een minimum te beperken. Afzondering heeft geen enkele therapeutische meerwaarde en wordt door veel patiënten als traumatisch ervaren. De instellingen melden jaarlijks aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) hoe vaak ze hun patiënten gedwongen opsluiten. Betrouwbare cijfers zijn cruciaal om het aantal ‘separaties’ terug te dringen.
Misstand
De cijfers zijn onbetrouwbaar, vanwege een nieuwe definitie van verplichte zorg in een nieuwe Wet verplichte ggz (Wvggz), die in 2020 is ingevoerd: “Vroeger gold elke gedwongen insluiting als een separatie, nu is dat alleen het geval als de patiënt zich fysiek verzet”, stelt Mulder.
Gaat iemand zonder tegen te stribbelen de isoleer in, dan is dat formeel geen verplichte zorg en wordt dat niet altijd als zodanig geregistreerd. “Maar wat als patiënten zich verbaal verzetten. Als ze afzondering een slecht idee vinden, maar zich toch schikken. De ene instelling registreert dat niet, de andere wel, omdat het strookt met de geest van de wet. Je hebt dus rekkelijken en preciezen.”
De nieuwe wet laat te veel ruimte voor interpretatie, zegt Mulder. “Juristen, psychiaters, maar ook de inspectie steggelen hier nu over: wat is precies verplichte zorg? Daar moet snel een antwoord op komen, want zonder betrouwbare cijfers komen we geen stap verder. We zien niet waar het terugdringen van dwang wel en niet lukt, welke instellingen als voorbeeld kunnen dienen voor andere. Dat terwijl gedwongen opsluiting of dwangmedicatie diep ingrijpt in het leven van patiënten. Wat mij betreft is het ontbreken van adequate cijfers dan ook een misstand.”
Wel blijkt wat in de jaren daarvoor ook al doorschemerde: de kloof tussen instellingen die patiënten vaak en weinig opsluiten, groeit. Separeerde Ggz Breburg (Noord-Brabant) in 2020 vijf uur, Propersona (Gelderland) deed dat ruim 47.000 uur.
Indrukken
Mulder vindt dat de inspectie nu het voortouw moet nemen. “Het is een taak van de overheid om betrouwbare data te verzamelen, zoals dat in de verslavingszorg ook gebeurt. Verslaving ligt politiek gevoelig en daarom trekt de overheid daar geld voor uit. Het terugdringen van dwang in de ggz heeft kennelijk geen prioriteit.”
Ook niet bij zorgverzekeraars. “Instellingen die minder separeren, zetten vaak meer personeel in en maken daardoor meer kosten. Die worden door verzekeraars niet vergoed. De inzet van extra personeel is jullie eigen keuze, heet het dan.”
De lage prioriteit blijkt niet in de laatste plaats uit het feit dat er geen officieel landelijk overzicht is van de ‘separatiecijfers’. De instellingen sturen die naar de inspectie maar ook naar het Zorginstituut Nederland, dat ze op haar website publiceert. Op grond daarvan maakt onderzoeker Eric Noorthoorn, van de instelling GGNet, een toegankelijk overzicht.
Niet alleen over insluitingen ontbreken harde data, zegt Mulder. “We hebben ook geen goed overzicht van welke patiënten bij welke instellingen op de wachtlijsten staan, en waar ze precies last van hebben. In de GGZ baseren we ons beleid en innovaties maar al te vaak op indrukken in plaats van feiten.”