Al jaren telt het Limburgse grensdorp Vaals naar verhouding de meeste depressiepatiënten van alle gemeenten in Nederland. Om het tij te keren zoekt het gemeentebestuur naar originele oplossingen.
Bezoekers worden aan het tuinhek gewaarschuwd voor twee grote Duitse herders, maar eenmaal binnen blijken die vooral op zoek naar een knuffel. Nathalie loopt voorop naar een piepkleine bovenverdieping in een buurtschap van Vaals, waar ze samen met haar man en zoontje verblijft. De jongen van zes heeft een eigen kamertje, Nathalie en Mark slapen op de bank in de woonkamer.
Het gezin trok er twee jaar geleden in, nadat het uit een eengezinswoning was gezet vanwege schulden. Nathalie leeft voor haar baan als sociaal-pedagogische medewerker in de kinderopvang, maar op een ochtend gaat ze onderuit. De tranen vloeien eindeloos, uit het niets. En steeds diezelfde gedachte: ‘Het komt nooit meer goed.’
Na gesprekken met een psycholoog blijkt ze depressief en krijgt ze antidepressiva, maar de wanhoop groeit. Op een dag schrijft ze een afscheidsbrief, trekt haar badpak aan, en stapt met tientallen slaaptabletten in bad. Ze overleeft het.
Niet lang daarna googlet ze ‘onderkoeling’ en begeeft zich naar het nabijgelegen Vijlenerbos. Ze weet precies hoe lang het bij welke temperatuur duurt totdat de dood intreedt. Ze zal zich met slaappillen neervlijen in het kreupelhout om nooit meer wakker te worden. Maar onderweg belt ineens een collega. Waarom is ze niet op haar werk? De collega brengt Mark op de hoogte, en die redt zijn vrouw van een wisse dood.
De gesprekstherapie wordt hervat en ze leert hoe ze meer regie kan nemen over haar gevoelens. Sindsdien is het geleidelijk bergop gegaan. Ze zit nu in de ziektewet en heeft de kinderopvang afgezworen. Van het UWV heeft ze een jaar lang de tijd gekregen om uit te zoeken wat ze wil.
Lusteloosheid
Vaals kent van alle gemeenten in Nederland relatief de meeste patiënten met een depressie, al sinds 2013. Dat blijkt uit de cijfers van onderzoeksbureau Vektis, dat gegevens van zorgverzekeraars analyseert. Het gaat om patiënten die in behandeling zijn geweest bij een psychiater, psycholoog of psychotherapeut. Wie gesprekken of antidepressiva via de huisarts heeft gekregen, telt in deze statistieken niet mee.
Ook de jongste Gezondheidsatlas van de GGD meldt dat Vaalsenaren een hoog risico lopen op depressie, hoger dan in de rest van de regio en in Nederland.
De Utrechtse prof. Jim van Os, twintig jaar lang psychiatrie hoogleraar in Maastricht, heeft via Vektiscijfers berekend in welke regio’s de GGZ-kosten per persoon het hoogst zijn. ‘Deze kosten vormen de betrouwbaarste graadmeter voor geestelijk lijden’, zegt Van Os, ‘want die omvat alle behandelingen, licht en zwaar, voor alle diagnoses. En dan zie je dat de gemiddelde Vaalsenaar driehonderd euro per jaar kost, terwijl inwoners van Barneveld bijvoorbeeld maar honderd euro kosten.’
Huisarts Mieke Bruggeman, gespecialiseerd in geestelijke gezondheidszorg, verbaast zich geen moment over de cijfers. Ze weerspiegelen de vele klachten van Vaalsenaren over vermoeidheid, lusteloosheid, uitval op het werk. ‘Vaak is er in het gezin nog meer aan de hand, schulden, mishandeling, noem maar op.’
Armoede
De kiem ligt in de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen de textielindustrie vertrok naar lagelonenlanden als Marokko en Turkije. ‘In één klap raakten honderden mensen werkloos’, zegt socioloog Paul Jungbluth, geboren en getogen in Vaals. ‘En net als met de mijnsluitingen in de Oostelijke Mijnstreek, strekte de sociaaleconomische ellende zich over vele generaties uit, tot op de dag van vandaag.’
In Vaals is de armoede het meest tekenend: 13,5 procent van inwoners leeft van een inkomen rond of beneden het sociaal minimum. In de top 10 van het CBS, dat tweejaarlijks de armoede in kaart brengt, staan steevast negen (middel)grote steden, plus het Zuid-Limburgse grensdorp.
Vaals probeert al jaren om het tij te keren. Niet onverdienstelijk: de gemeente heeft eind vorig jaar de Inspiratie Award ontvangen voor haar originele aanpak. De onderscheiding wordt elk jaar uitgereikt aan een GIDS-gemeente (Gezond In De Stad), een plaats die extra geld krijgt om gezondheidsachterstanden weg te werken.
Maatje
Gaby Wenn woont in beneden-Vaals, waar overwegend autochtonen wonen (“hier helpen mensen elkaar nog”). Ruim twee jaar geleden moesten haar hartkleppen worden vervangen. Maar Wenn is nog niet geopereerd: ze heeft straatvrees.
Deze angst stak eind jaren tachtig voor het eerst de kop op, nadat Wenns baby na acht weken overleed. Sindsdien heeft ze depressieve klachten, zegt ze. Deze donderdagmiddag heeft ze een afspraak met Jolanda Mikic, die tegenover haar aan de keukentafel zit. Mikic is ‘beweegmakelaar’, en brengt kwetsbare groepen als ouderen en chronische patiënten letterlijk in beweging. Fysiek, maar ook sociaal en emotioneel. Mikic was daarvóór maatschappelijk werker, en powerlifter - derde op de WK in Canada in 1996.
Ze heeft voor Wenn een maatje gevonden, die Gaby vergezelt op haar schreden buiten de deur. ‘Mooi hoe ze u letterlijk over de drempel helpt, zegt Mikic, terwijl ze haar laptop uit een luipaardenhoes haalt. ‘Het scheelt dat u niet mensenschuw bent.’
Inmiddels, een paar maanden later, heeft Wenn contact gezocht met het ziekenhuis om de operatie in gang te zetten.
Mikic heeft in 2017 ruim vijftig mensen in beweging gebracht, zo blijkt uit een evaluatie. Daarmee heeft de gemeente meer dan honderdduizend euro op zorgkosten en bijstandsuitkeringen bespaard. Inmiddels zijn nog drie beweegmakelaren aangesteld.
Losers
De malaise beperkt zich niet tot Vaals. De hele regio bungelt in veel sociaaleconomische en medische statistieken in de onderste regionen. ‘Zuid-Limburg is een van de ongezondste gebieden van het land, al tientallen jaren’, zegt epidemioloog KlaasJan Hajema, projectleider bij de GGD. ‘Dat is te wijten aan een leefstijl van te veel roken en drinken, te veel eten en te weinig bewegen. Zuid-Limburgers gaan een jaar eerder dood dan andere Nederlanders. En ondanks alle gezondheidscampagnes zijn de verschillen tussen Zuid-Limburg en de rest van het land nog steeds even groot.’
Dat komt doordat hier veel laagopgeleiden wonen, zegt Maria Jansen, UM-hoogleraar gezondheidsbeleid. ‘En dat is een groep, die steeds moeilijker te bereiken is. Ze voelen zich minder aangesproken. Dat zie je duidelijk bij roken: veel hoogopgeleiden stoppen ermee, maar laagopgeleiden stomen gewoon door. Zij hebben een levensverwachting die zes jaar lager ligt, voelen zich meer en meer de losers van de samenleving. Ze hebben het idee dat ze door anderen met de nek worden aangekeken.’
Zingeving
Een paar jaar geleden hield de Maastrichtse onderzoeker Lotte Prevo interviews met arme gezinnen in Vaals. Wat haar opviel, was een grote behoefte aan sociaal contact. In de Gezondheidsatlas van de GGD noemt 13,5 procent van de Vaalsenaren zich ‘zeer eenzaam’.
Toen hebben de Gemeente, GGD en de Universiteit Maastricht de Ruilwinkel op poten gezet. Het idee is simpel: wie spullen inlevert of diensten levert, krijgt daarvoor punten, en kan daarmee iets anders uitzoeken: huisraad, speelgoed, boeken, dvd’s, of kleding. In juli heeft de gemeente de subsdie met vijf jaar verlengd.
Prevo promoveert in november en de uitkomsten zijn positief, zegt ze. ‘De winkel voorziet in de sociale behoefte van mensen met een kleine beurs. Ze kunnen er gratis koffie drinken, makkelijk in gesprek raken met andere bezoekers en ‘nieuwe’ spullen vinden. Het heeft een gunstig effect op de gezondheid. Ik ga uit van positieve gezondheid, zoals dat heet, daar valt ook welbevinden, zingeving, maatschappelijke participatie onder.’
Portret: Eerst post bezorgen, dan apathisch op de bank
Sandra en Wilco werken al een jaar lang bij de Burger King, als plots de vonk overslaat. Ze raken tot over hun oren verliefd en een paar maanden later blijkt Sandra zwanger. De geliefden - allebei 23 - hebben bewust niets gedaan om het te voorkomen, ze zouden wel zien. Maar nog voordat Sandra het blijde nieuws aan haar moeder kan vertellen, treft haar een mokerslag: Wilco verbreekt de relatie.
Sandra stort in. Het leek als de dag van gister dat ze hun toekomst uitstippelden: hij zou blijven werken, zij zou voor het kindje zorgen. Ze was dol op hem, had zijn schulden afbetaald en van haar laatste spaargeld een tweedehands Volvo voor hem gekocht. Nu is ze de wanhoop nabij en logeert ze de resterende zeven maanden van haar zwangerschap bij een vriendin. Ze voelt zich terneergeslagen en depressief.
Kort nadat ze bevalt van dochter Lisa, staat Wilco weer op de stoep. Hij wil haar terug. Als een steekvlam laait de liefde op, om na twee maanden weer uit te doven. Sandra blijkt opnieuw zwanger. Abortus schiet door haar hoofd, maar dat strookt niet met haar geweten.
Sandra doet haar verhaal aan de eettafel, in haar toon klinkt soms een zweem van ongeloof. Alsof ze zelf niet kan geloven wat er allemaal is gebeurd. Zeker nu alle tragiek in één adem door de revue passeert. Ze huurt een klein en gehorig flatje uit de jaren vijftig. Het ligt midden in een volksbuurt, een paar honderd meter van de Duitse grens. Daar doemt een markante heuvel op die Der Schneeberg heet, vanwege de witte kalksteen die op sneeuw lijkt.
Als haar zoon Jordi wordt geboren, is ze dolblij. Maar ook somber. Ze vraagt zich af wat ze haar kinderen te bieden heeft behalve een gebroken gezin en - inmiddels - schulden. En steeds vaker denkt ze: dit verdienen mijn kinderen niet, dit is misschien het moment om samen uit het leven te stappen. Ze overweegt hoe ze dat het beste kan doen, maar voegt de daad niet bij het woord.
Ze lijdt aan een postnatale depressie, mogelijk het gevolg van onverwerkt verdriet of perfectionisme. Met hulp van vriendinnen ontworstelt ze zich eraan. Ze begint een nieuwe relatie, gaat samenwonen, maar besluit na anderhalf jaar dat ze met deze jaloerse en agressieve man niet verder wil.
Ze belandt met haar kinderen in het piepkleine flatje, en beseft: het is de zoveelste mislukking in haar leven. Lisa en Jordi waren dol op ‘papa’ en zijn nu boos op hun moeder. Zie je wel, ze is niets waard. Zelfs haar kinderen hebben alle respect voor haar verloren.
Ze heeft een baantje als postbezorger bij Sandd, maar ze brengt de rest van de dag apathisch door op de bank. De depressie is terug. Als ze geen tv kijkt, zoekt ze ruzie met haar kinderen. De sfeer in huis is zo verziekt dat ze hulp bij de opvoeding aanvraagt.
Op aanraden van de opvoedhulp besluit ze om Lisa bij de jeugdzorg aan te melden en zelf in therapie te gaan. Het blijkt een goede zet: in de gesprekken ontdekt ze haar eigenwaarde en groeit het zelfvertrouwen.