Van psychische nood naar radicalisering

De Volkskrant - juni 2022

Geen baan, schulden, psychische stoornissen, en het leven als een dakloze. Wie radicaliseert, kampt vaak met een waaier aan problemen. Dit blijkt uit een studie van de GGD Amsterdam, die de uitkomsten eerst wel en daarna niet wil toelichten.

Het is medio februari als onderzoekers van de GGD aandacht vragen voor een studie naar 34 geradicaliseerde Amsterdammers. Het interview is snel gepland, en het persbericht ligt al klaar om verspreid te worden. Het wetenschappelijke artikel is intussen gepubliceerd op de website van het gerenommeerde vakblad Frontiers in Psychiatry.

Maar dan, volkomen onverwachts, blaast de GGD het interview af. De gezondheidsdienst doet de bevindingen af als 'bijvangst' van het reguliere werk, het monitoren van kwetsbare groepen. Een interview zou 'iets groot maken wat klein is'.

Een opmerkelijke draai, zeker aangezien de studie een genuanceerde blik werpt op radicalisering. Drie externe deskundigen die de Volkskrant raadpleegde, spreken zelfs van 'goede, belangrijke en nieuwe inzichten'. Wat speelt hier?

Emotionele verwaarlozing

Eerst maar eens die bevindingen. De GGD heeft de geestelijke gezondheid en zelfredzaamheid van 34 Amsterdammers onderzocht, die in de afgelopen jaren radicaliseerden. Dat verschilt van steeds agressievere berichten plaatsen op Facebook tot het voorbereiden van een aanslag. Of zoals sommige onderzoekers het formuleren: what goes on before the bomb goes off.

In de GGD-studie draait het voornamelijk om alleenstaande mannen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond, die al in de kijker liepen van justitie en deelnamen aan een deradicaliseringsprogramma. Ze zijn gescreend en geïnterviewd door een psychiater en een psycholoog.

Uit de analyses blijkt dat tweederde van deze groep minstens twee psychische stoornissen heeft, waaronder persoonlijkheidsstoornissen (bij 41 procent), verslaving (35), depressies of angst (29), verstandelijke beperking (29), posttraumatisch stresstoornis (18), psychoses (15) of autisme (12). Slechts vier personen bleek mentaal niets te mankeren.

Ook treft de gezondheidsdienst bij ruim tweederde van deze radicaliserende Amsterdammers vroegkinderlijke trauma's aan. Van emotionele verwaarlozing, verlies van een ouder, tot seksueel misbruik. Eenderde heeft er vier of meer, wat in de vakliteratuur geldt als alarmfase rood, omdat psychiatrische problemen, verslaving en criminaliteit dan op de loer liggen. De precieze link tussen jeugdtrauma's en radicalisering is vooralsnog onduidelijk.

Wel blijkt er een verband tussen jeugdtrauma's en zelfredzaamheid. Net als terroristen hebben veel geradicaliseerden hun leven niet op orde. De helft van de 34 heeft geen vast inkomen, en vier op de tien is meer dan eens in aanraking geweest met justitie. Ook heeft menigeen geen werk, geen opleiding en schulden. Bij eenderde blijken de levensomstandigheden vergelijkbaar met die van daklozen.

Strafrechter

Ook buiten de Amsterdamse studie om zijn voorbeelden bekend van geradicaliseerde mensen die voldoen aan het profiel. Neem Gökmen T., die in 2019 vier mensen doodschoot in een tram in Utrecht. Niet dat hij dakloos was, maar hij radicaliseerde wel uit 'frustratie over eigen tekortkomingen en mislukkingen in het leven', meldt het vonnis. In Kanaleneiland, waar hij woonde, stond hij bekend als een verwarde buurtgenoot met veel problemen. Cokeverslaafd, gewelddadig, verstandelijk beperkt en behept met een persoonlijkheidsstoornis. Hij is onder meer veroordeeld voor een verkrachting, mishandeling,  vuurwapenbezit, inbraak en heling.

Al met al pleit de GGD ervoor om niet alleen de strafrechter in te zetten in de strijd tegen radicalisering maar ook hulpverleners. Het is zoeken naar een balans, aldus de onderzoekers, die het dilemma illustreren met het intrekken van iemands paspoort, om uitreizen naar conflictgebieden te voorkomen. Dat is misschien wenselijk vanuit het oogpunt van veiligheid, maar het hindert mensen tegelijk om een ziektekostenverzekering af te sluiten en een baan te vinden.

Drietrapsraket

'Een mooie studie', concludeert Thimo van der Pol, senior onderzoeker bij het Amsterdam UMC en bij GGZ-instelling Arkin. 'Goed uitgevoerd, mooi opgebouwd en een sterk verhaal. Ik snap niet waarom de GGD de resultaten bagatelliseert. Het is een van de weinige studies waarin zowel de psychische gezondheid, jeugdtrauma's én de sociale omstandigheden bij potentiële extremisten in kaart is gebracht.'

De studie toont volgens Van der Pol overtuigend aan wat vaak over het hoofd wordt gezien: dat radicalisering in de kern een maatschappelijk probleem is. 'Het begint vaak met een wankele sociale basis, armoede, problemen in het gezin, die als traumatisch worden ervaren. Daar kunnen vervolgens psychiatrische stoornissen uit voortvloeien, al dan niet in combinatie met crimineel gedrag. En dat kan weer uitmonden in zware misdrijven of extremisme. Het is dus een drietrapsraket, een levensverhaal met een kop en staart, waarin mensen kampen met een cocktail van problemen.'

Verzekeraars

In de vakliteratuur zijn extremisten lang beschouwd als doorsnee jongelui, zegt Anton Weenink, onderzoeker bij de Landelijke Eenheid van de politie. 'Kijk je breder, zoals ook de politie doet, dan zie je dat er op psychisch en maatschappelijk vlak van alles mis is. In mijn onderzoek onder Syriëgangers bleek dat 28 procent geestelijk niet in orde was en dat 10 procent vóór hun vertrek dakloos was geweest.'

En wat de impact van jeugdtrauma's betreft, daarover bestaat volgens Weenink inmiddels hard empirisch bewijs. ‘Het begon met verzekeraars in de VS, die naar de jeugdervaringen vroegen om de ziekterisico’s beter in te schatten. Daarna namen criminologen het stokje over en concludeerden dat vier of meer jeugdtrauma's een ontregelend effect heeft op de rest van het leven.' 

Weenink noemt de GGD-studie een ‘heel interessante aanvulling’ op de bestaande literatuur, ook vanwege het 'unieke bronnenmateriaal', doelend op de persoonlijke interviews.

Prooi

Het onderzoek is volgens de juiste standaarden uitgevoerd, zegt Stijn Sieckelinck, lector aan de Hogeschool van Amsterdam en gespecialiseerd in radicalisering bij jongeren. ‘Maar ik snap ook dat de GGD voorzichtig is om op grond van deze steekproef grote uitspraken te doen. Van de 109 radicaliserende Amsterdammers in totaal, zijn er slechts 34 geschikt bevonden voor deelname. Waarom de rest niet? Daar wil ik meer over weten, omdat zo’n selectie een vertekend beeld kan geven.'

Inhoudelijk zit Sieckelinck op dezelfde lijn als de GGD. 'Voor de psychische en sociale noden bestaan steeds meer aanwijzingen. We moeten daar meer oog voor hebben, vooral bij jongeren in achterstandswijken. Je moet voorkomen dat kwetsbare tieners zo diep zinken dat ze een prooi worden voor extremisten. Want geronseld worden die jongeren die geen uitweg meer zien, vanwege schulden, psychische problemen, of wat dan ook. Die moet je helpen om een nieuwe bestaansreden te vinden.'

Geen namen

Rest de vraag waarom de GGD de resultaten kleiner maakt dan ze zijn. Daar blijkt de gemeente Amsterdam een hand in te hebben gehad. Een woordvoerder laat weten dat de afdeling openbare orde en veiligheid ‘haar zorgen heeft geuit’ over de schaal van het onderzoek. Daarna heeft de GGD zich teruggetrokken.

De steekproef is beperkt, zegt Weenink. ‘Maar dat zie je vaker in dit soort studies. Het is relatief moeilijk om aan een steekproef van enige omvang te komen, omdat overheidsdiensten geen namen vrijgeven. Vergeleken met veel andere studies is een groep van 34 niet weinig.'

Website door: Casper van Rongen